Lokaal eigendom in nieuwe fase

Geschreven door Jos van der Schot, Van der Schot Tekst & Context-Innovatiepartners

11 november 2024

  • coöperatieve wereld
  • Energiegemeenschappen
  • Klimaatdoelen
  • Lokaal eigendom
  • RES doelen

Local4local gaat opschalen. Dit najaar treden zo’n twintig energiegemeenschappen toe als toekomstige pilots in het netwerk. Een van de eerste vragen die ze op hun bordje kregen was of ze opwekcapaciteit in lokaal bezit hadden en of er plannen waren om dit uit te breiden dan wel aan te vullen met nieuwe opwek- of opslagprojecten. Om zicht te geven op de mogelijkheden geven we een inkijkje in de ontwikkeling van ‘lokaal eigendom’ in de Regionale Energiestrategieën (RESen).  

Het lokale eigendom van opwek- en opslagfaciliteiten – wind, zon, warmte, batterijen – is sinds het Energieakkoord van 2019 speerpunt van de coöperatieve energiegemeenschap. In dat akkoord staat de ambitie om van nieuwe zon- en windprojecten, waarover onder andere in de Regionale Energie Strategieën afspraken zijn gemaakt, minimaal 50% in handen te brengen van de lokale gemeenschap (bewoners, bedrijven en publieke instellingen). Zeggenschap en financieel eigendom vergroten de betrokkenheid en acceptatie van duurzame energieprojecten. Daarnaast biedt lokaal eigendom tegenwicht aan grote commerciële projectontwikkelaars voor wie financieel rendement een belangrijk streven is. Lokaal eigendom houdt bovendien de revenuen van de opwekfaciliteiten binnen de eigen lokale gemeenschap. 

Sinds het Energieakkoord en de start van de Regionale Energie Strategieën (RESen) is de energiewereld flink opgeschud. De prijzen van duurzame energie zijn flink gedaald en daarmee ook het te verwachten rendement van zonnevelden en windparken. Dat heeft de animo van commerciële ontwikkelaars gedempt. Daarnaast is in grote delen van het land de netcongestie zo nijpend geworden dat aansluiting van nieuwe opwekcapaciteit en energiegebruikers op korte termijn niet vanzelfsprekend is. Gemeenten en regio’s realiseren zich in toenemende mate dat lokaal eigendom een reddingsboei kan zijn voor hun eigen RES- en klimaatdoelen.  

Bestuurlijk feestje 

De RES begon als een serie onderlinge afspraken, waar wethouders zich weliswaar aan gebonden wisten, maar die in de praktijk boterzacht waren. Lokaal eigendom is ‘een moetje’ en de binding aan de eigen gemeenteraad is sterker. In de praktijk blijft het daardoor vaak een papieren ambitie. Dat is extra lastig omdat gemeenten de rol van regisseur in het RES-proces is toegewezen. De rol van maatschappelijk betrokken partners is daarentegen beperkt tot adviseur in de tweede schil van het proces. “Het politieke bedrijf heeft weinig kaas gegeten van de energiemarkt en de richting waarin de energietransitie beweegt,” stelt Pieter Ruigewaard, voorzitter van Energie van Utrecht. “RES 1.0 bleef zo een bestuurlijk feestje, zonder dat gemeenten gebruik maakten van de maatschappelijke ambitie en de energie van actieve burgers en energiegebruikers.”  

“Veel gemeenten willen wel, maar weten soms niet zo goed hoe om te gaan met een partij die tussen markt en vrijwilligheid in zit,” zegt Els Holsappel, voorzitter van Energie Samen Stedendriehoek. Als vertegenwoordiger van de gezamenlijke energiecoöperaties in de RES-regio Stedendriehoek pleitte ze voor een steviger rol voor de Adviestafel, waarin verschillende maatschappelijke partners zitten (VNO/NCW, LTO, Natuur en milieuorganisaties, Saxion Hogeschool, Recron en Energie Samen Stedendriehoek). “De RES-regio realiseerde zich steeds meer dat de energietransitie in de samenleving plaatsvindt en dat we het samen moeten doen.” Resultaat van het pleidooi was dat de Adviestafel een duidelijker rol in de RES-regio kreeg en dat Holsappel namens de leden van de adviestafel een plaats kreeg in de stuurgroep. Ook in andere RES-regio’s klinkt de roep om een meer sturende rol van maatschappelijke partijen in de uitrol van de energiestrategie. 

Professionalisering 

Dat lokale energiegemeenschappen een meer prominente rol krijgen in de RES-regio’s is mede het gevolg van ontwikkelingen bij gemeenschappen zelf. Cees de Bas, vanuit Duurzaam Stoer nauw betrokken bij de RES in West-Brabant, ziet hun houding veranderen: “Coöperaties en burgerinitiatieven zijn niet langer speelbal van projectontwikkelaars en de grillen van de markt. Energiecoöperaties waren in het begin nog blij met alles wat op hun pad kwam, ook kleine en lastige projecten. Nu gaat het spel écht beginnen en nemen we zelf initiatieven – klein en groot.” De Bas noemt de gemeente Altena waar in elk van de 21 kernen gewerkt wordt aan een lokaal initiatief met lokale investering. In West-Brabant ondersteunt een regionaal ontwikkelfonds, gekoppeld aan de RES, dit soort initiatieven. 

Die veelheid aan projecten is voor een belangrijk deel mogelijk doordat lokale initiatiefnemers zich gesteund weten door regionaal actieve koepelorganisaties. In West Brabant is dit Duurzaam Stoer (STichting Ondersteuning Energie Realisatie), maar in vrijwel alle RES-regio’s ontstaat samenwerking in dit soort coöperatieve koepelorganisaties inmiddels. Zij kunnen met betaalde krachten professionaliteit leveren op technisch, juridisch, financieel en organisatorisch gebied. De coöperatieve organisatie van deze koepels past bij de kernwaarden van de individuele coöperaties. Die professionele volwassenheid maakt dat de coöperatieve wereld niet langer hoeft mee te liften op de bagagedrager van commerciële projectontwikkelaars. Er ontstaan energiegemeenschappen die over eigen kennis en expertise beschikken om projecten te ontwikkelen, zelfstandig of in samenwerking met ontwikkelaars die net als zij lokale waarden en belangen voorop stellen.  

Huiswerk doen 

Professionaliteit maakt energiegemeenschappen serieuze gesprekspartners voor overheden, die naarstig op zoek zijn naar lokale betrokkenheid. Overheden moeten op hun beurt het lef hebben om projecten samen met lokale bewoners aan te pakken. Vlaardingen is zo’n dappere gemeente, vertelt Claudia Hofemann, vanuit Energiecoöperatie Deelstroom Delft vertegenwoordiger in de RES-regio Zuid-Holland Zuid. “De Vlaardingse wethouder was zelf ooit actief in de coöperatieve wereld en betrok de lokale coöperatie bij het eerste windmolenproject binnen de gemeente. Met alleen hun eigen leden redde deze het niet, maar ze kregen inhoudelijke steun van de koepel en financiële steun van de gemeente.” De samenwerking was succesvol, zeker ook omdat er langs de Nieuwe Waterweg voldoende wind waait én afnemende bedrijven aanhaakten voor een sluitende businesscase. Voor de gemeente was dit reden om ook voor vervolgprojecten de coöperatie een plek te geven. 

Dit klinkt als louter geluk, maar de coöperatie had wel haar huiswerk gedaan. Hofemann: “De organisatie stond klaar om snel en betrouwbaar te kunnen insteken op geboden kansen. Mede door de professionele ondersteuning, het ontwikkelfonds voor onderzoek en vergunningsprocedures en SDE-subsidie om financiële risico’s te dekken, was ze een betrouwbare partner voor de gemeente.” 

Beleidsruimte 

Het kan natuurlijk niet zo zijn dat lokaal eigendom geheel afhankelijk is van de goodwill van een wethouder of welwillende medewerking van het ambtelijk apparaat. Want wat als die steun wegvalt of als de politieke wind van richting verandert? Dan helpt het als B&W en de gemeenteraad een fundamentele discussie hebben gevoerd en lokaal eigendom in beleid geborgd is. “Als overheden mee gaan doen krijg je kansen,” aldus André van der Leij, coöperatievertegenwoordiger in RES-regio Noord-Holland Noord. “Het lukte Zonnecoöperatie West-Friesland bijvoorbeeld om het gesprek op de agenda te krijgen. Nu is in het beleid van alle Westfriese gemeenten vastgelegd dat ontwikkelaars van duurzame energieprojecten een inspanningsverplichting hebben om 50% lokaal eigendom te realiseren.”  

Brede maatschappelijke impact 

Inmiddels hebben meer gemeenten gezien dat hun lokale energiegemeenschap meer kan en wil dan alleen het realiseren van duurzame energieprojecten. Weliswaar begonnen veel coöperaties ooit met opwekprojecten vanuit een combinatie van idealisme én financiële motieven, erkent Van der Leij. “Maar de blik is nu vaak breder gericht dan energie en geld. Het gaat om maatschappelijke meerwaarde voor de gemeenschap. Als je dat kunt laten zien, heb je een voorsprong op klassieke ontwikkelaars. Zo kunnen energiecoöperaties echte impact maken.” 

Een mooi voorbeeld hiervan is de EigenWijkse Energiecoöperatie uit Wijk bij Duurstede. Als het over energie gaat weten inwoners, bedrijven, instellingen én de gemeente EWEC te vinden. Naast het participeren in zonneprojecten op scholen, wooncomplexen, bij boeren en op het parkeerterrein bij het gemeentehuis, initiëren ze ook activiteiten op andere gebieden. Zo exploiteren ze laadpalen (voorzien van lokaal opgewekte duurzame energie), helpen ze boeren met de vervanging van hun asbestdaken door zonnepanelen en helpen ze bewoners met informatie over energiebesparing, inclusief coaching (zie kader 1). 

Eigenwijkse Energiecoöperatie centraal in lokaal samenspel

Wie het in Wijk bij Duurstede over energie heeft, kan bijna niet om de lokale energiecoöperatie heen. Of je het hebt over zonneparken en -daken, op het sportcentrum, bij boeren, een school en woningen, elektrisch vervoer, het energieloket voor de inwoners of de plannen voor windmolens – Eigenwijkse Energiecoöperatie zit aan de knoppen. “Maar nooit alleen,” corrigeert Adrie Gouweleeuw, algemeen manager van EWEC. “Onze grote kracht is lokale samenwerking. Voorbeeld is de aanleg van laadpleinen op diverse prominente plekken in Wijk bij Duurstede met onder andere het parkeerterrein van het gemeentehuis. De ondernemer die de laadpalen levert komt uit de buurt net als NL-Charge die de aansluiting verzorgt. Een en ander is een resultante van het in 2021 gesloten convenant tussen de gemeente, lokale bedrijven en EWEC. De opbrengst van de laadtarieven investeren we zoveel mogelijk in lokale projecten.

Het lokale samenspel heeft EWEC over de jaren – ze zijn een van de oudste energiecoöperaties van Nederland – tot haar handelsmerk gemaakt. “We hebben ca. 700 huishoudens die via de coöperatie stroom afnemen bij om|nieuwe energie en een redelijk aantal inwoners van Wijk bij Duurstede laden hun auto bij ons op,” aldus Gouweleeuw. EWEC heeft zich ontpopt tot de centrale partij in het lokale samenspel rond energie. Als voorbeeld noemt Gouweleeuw de windplannen van de gemeente: “De provincie Utrecht eist van gemeenten dat ze lokale windenergie ontwikkelen. De provincie heeft in Wijk bij Duurstede een aantal zoeklocaties aangewezen en als windenergie er komt organiseren wij de lokale participatie.” Ook voor zonnepanelen op een flat van woningstichting was samenwerking vanzelfsprekend. Soms nam EWEC zelf het initiatief, zoals bij de daken op de sportaccommodaties; soms klopten bouwers en de gemeente aan voor advies en samenwerking, zoals bij het Reviuscollege.

“Wat wij nastreven is dat alle nieuwe initiatieven op energiegebied toekomstbestendig en groen zijn. We handelen bedrijfsmatig en combineren dat met besluitvorming in een coöperatieve vereniging. Wij zijn meer dan zomaar een groep vrijwilligers. We kunnen leunen op een brede groep professionele leden.” EWEC koopt als dat nodig is ook in op de markt, zoveel mogelijk de lokale markt, en inkomsten ploegt ze terug naar maatschappelijke projecten, bijvoorbeeld via het (nieuw geïnitieerde) Jeugdfonds. “Veel mensen in Wijk bij Duurstede weten ons te vinden. Ook onze relatie met de gemeente werkt in ons voordeel. Dat vraagt wel om zorgvuldig manoeuvreren in een verdeeld politiek landschap. Samenwerking is dan de sleutel.”

Energiegemeenschappen zijn als geen ander in staat om samen met andere lokale partijen een meer geïntegreerde benadering te kiezen voor energievraagstukken. In het Gelderse Heerde zoeken de lokale energiecoöperatie en de woningcorporatie samenwerking om in een deel van een wijk een renovatie-nieuwbouwproject mogelijk te maken. Het project dreigt te stagneren vanwege de netcongestie. Door eigen opwek, een batterij en een energie managementsysteem te installeren als onderdeel van het project en het project als één aansluiting in te richten, kunnen energiecoöperatie en woningcorporatie samen de stagnatie van het bouwproces wegnemen. Het is een eerste verkenning in een zoektocht naar oplossingen waarbij vooral behoefte is aan concrete voorbeelden, actieplannen en een goede rolverdeling.

Energiecoöperatie Bunnik gaat nog een stap verder. Na lezing van het masterplan voor een ambitieus woningbouwproject in Odijk meldde de coöperatie zich bij de gemeente met het voorstel als kwartiermakers voor de toekomstige bewoners het energievraagstuk aan te pakken. Collectieve energielevering vormt een onderdeel van hun plannen. Omdat de woningcorporatie die rol wettelijk niet op zich mag nemen, is de energiecoöperatie voor haar een welkome partner. (zie kader 2) 

Kwartiermaker namens toekomstige bewoners

Toen Paul Zeef het masterplan voor nieuwbouwwijk Kersenweide in Odijk zag hij direct een rol weggelegd voor Energiecoöperatie Bunnik (ECB) waar hij voorzitter van is. “Het plan laat een hoge duurzame ambitie zien. Het spreekt van een smart grit dat, en daar komen wij in beeld, coöperatief beheerd moet worden. Wij hebben ons opgeworpen als vertegenwoordiger van de toekomstige bewoners en een offerte naar de gemeente gestuurd om namens de toekomstige bewoners kwartiermaker te worden voor het energiebeheer.”
 
Daarmee neemt de energiecoöperatie een verrassende maar ook logische stap. Want wat verstaat de gemeente onder coöperatief beheer? Wat betekent dat voor de mensen die dagelijks met dit beheer te maken krijgen? De bewoners van de wijk zijn immers nog niet in beeld. Als je niet uitkijkt wordt het energiebeheer klassiek ingericht door energieleverancier, netbeheerder, projectontwikkelaars en de gemeente. Bij Kersenweide biedt de gemeente de kans om het anders te doen en daarmee de belangen van de wijkbewoners volwaardig mee te wegen. “Wij weten nog niet precies hoe het eruit gaat zien, maar willen kijken hoe je zo’n groot project optimaal met lokale duurzame energie kunnen inrichten.”
 
De gemeente reageerde positief op de offerte van de ECB en heeft een ontwikkelbudget vrijgemaakt waarmee de coöperatie het plan nader kan uitwerken. Zeef: “We zullen energiegebruik en -opwek moeten modelleren en kijken hoeveel gelijktijdigheid we kunnen realiseren. Met een buurtbatterij en laadinfrastructuur kunnen we bij pieken in zomerse zonopbrengst idealiter toch alle energie gebruiken. We zullen op wijkniveau energiemanagement over de zware apparaten in de woningen proberen uit te werken om dat straks in te kunnen richten.”
 
Het betrekken van een lokale coöperatie bij de planontwikkeling heeft veel voordelen, denkt Zeef. “Wij kennen de gemeenschap en genieten vertrouwen in de samenleving. Met onze leden kunnen we ook de deelmobiliteit in goede banen leiden.” In het bestemmingsplan is 20% minder parkeerruimte in de wijk gereserveerd dan tot nu toe gebruikelijk. Deelmobiliteit kan dan uitkomst bieden. “We zijn nu in een aanpalend buurtschap begonnen met stimulering van de introductie van deelauto’s. We kunnen oefenen en samen met de bewoners daar kijken hoe we dat aantrekkelijk maken.”
 
Zeef realiseert zich dat ECB met deze onderneming een erg grote broek aantrekt, maar denkt dat het zeker kan lukken. “In een Kerngroep Kersenweide verenigen we de kennis en expertise die we met alle leden samen in huis hebben. Het gaat er nu om spannen.” In december geeft de gemeenteraad een klap op het bestemmingsplan. Parallel daaraan wil de ECB, als kwartiermaker, volwaardig deelnemen in de verdere planontwikkeling.

Nieuwe fase

Hoewel 50% lokaal eigendom in nieuwe duurzame energieprojecten al jaren het streven is lag dat aandeel in 2022 nog rond de 25% (22% zon; 26% wind).

Bron: Anne Marie Schwencke e.a., Duurzame energiemonitor 2022, (Hier, 2023)

De omstandigheden lijken gunstig om dit percentage snel te laten groeien. Overheden realiseren zich namelijk dat ze de lokale gemeenschap niet alleen nodig hebben voor draagvlak (passief), maar ook voor daadkracht (actief). Ook commerciële marktpartijen zullen lokale partners moeten opzoeken. Nu het lastiger is om met lokale projecten een hoog financieel rendement te halen is lokale betrokkenheid onmisbaar. Door zich te verenigen in koepels zijn energiegemeenschappen professioneler geworden, wat helpt om kleine lokale gemeenschappen, al dan niet samen met andere lokale partijen, in positie te brengen. 

Deze gunstige ontwikkeling valt samen met het op de markt komen van energieprojecten op rijksgrond en -vastgoed. Deze zogenaamde OER-projecten, liggen op grond van Rijkswaterstaat, ProRail of defensieterreinen. Omdat de overheid hier zowel regelgever, organisator als eigenaar van de locatie is, kan zij veel nadruk leggen op het realiseren van lokaal eigendom. Daar staat wel tegenover dat zij gebonden zijn aan marktregels, zoals de plicht om gronduitgifte bij dit soort projecten openbaar te doen, zonder voorkeursbehandeling. Om toch 50 procent lokaal eigendom af te dwingen is een set aan spelregels opgesteld en hebben lokale overheden instrumenten gekregen om een extra sturende rol te spelen. Er zit nog veel vrijblijvendheid in deze spelregels – zo is sprake van inspannings- in plaats resultaatverplichtingen – maar de coördinatie van deze projecten is een forse stap voorwaarts. 

De professionaliteit van energiegemeenschappen, hun integrale aanpak met maatschappelijke meerwaarde en de samenwerking over gemeentegrenzen heen kan voor lokale overheden reden zijn om ze een centrale rol te geven in het ontwikkelen van deze OER-projecten.