Charter Local4Local een theoretisch kader
12 april 2024
- coöperatieve wereld
- Energiegemeenschappen
- Governance
- Local4Local
Over de governance van energiegemeenschappen binnen Local4Local.
Met Local4Local ontwikkelen Energie Samen en een zevental energiecoöperaties een nieuwe manier om producenten en gebruikers van duurzame energie met elkaar te verbinden. Naast de bestaande relatie tussen commerciële leverancier en klant, die de energiemarkt karakteriseert, ontwikkelen zich energiegemeenschappen waarbinnen de leden gezamenlijk opgewekte energie met elkaar delen.
Dit is een significante verandering in de relatie tussen leden onderling en tussen het lid en de energiegemeenschap. De leden worden gezamenlijk marktmeester van hun eigen markt die functioneert op basis van samen vastgestelde waarden en afspraken. Ze stellen gezamenlijk de prijs vast en bepalen de verdeling van het schaarse goed (duurzame energie).
Energiegemeenschappen hebben een wisselende hoeveelheid energie ter beschikking. Dit komt doordat duurzame bronnen – wind en zon – niet altijd ‘leveren’ en de energiegemeenschap meestal over beperkte opwekcapaciteit beschikt. De vraag in de lokale gemeenschap is daardoor vaak groter dan de productie. Om deze gezamenlijke hoeveelheid energie goed te beheren en op een eerlijke manier te verdelen moeten afspraken gemaakt worden. Dit kan alleen eerlijk als elk lid van een energiegemeenschap daar evenveel zeggenschap over heeft, onafhankelijk van de hoeveelheid geld of andere middelen die zij of hij inbrengt.
Binnen het project Local4Local is een eerste aanzet gemaakt tot een bruikbare set aan afspraken, een zogenaamd charter, die richting geeft aan de organisatie van energiegemeenschappen, zowel intern als tussen energiegemeenschappen onderling. Dit charter kan gezien worden als een gedragscode van de coöperatieve energiesector en is gebaseerd op wetenschappelijke theorie en de coöperatieve principes.
Duurzame energie als common good
Energiecoöperaties zien energie uit duurzame bronnen, zoals zon en wind, als natuurlijke bronnen die we nodig hebben om van te leven, die door niemand als zijn of haar exclusief eigendom geclaimd zou mogen worden en die iedereen toebehoren. Ze rekenen het daarom tot een gemeenschappelijk goed, ofwel een common good. Nobelprijswinnaar Elinor Ostrom heeft onderzoek gedaan naar de institutionele arrangementen voor het beheer van gemeenschappelijke voorraden, zogenaamde common goods en de commons.1 Ze beschrijft hoe groepen eindgebruikers zich kunnen organiseren om een gemeenschappelijke voorraad of bron zelf te beheren en hoe ze daartoe effectieve governance kunnen opzetten.
Ostrom noemde zo’n gemeenschappelijke voorraad of bron een common pool resource (CPR), een gezamenlijk reservoir van middelen waar iedereen in een gemeenschap gebruik van kan maken. Voorbeelden hiervan zijn gezamenlijk beheerde bossen, waterbassins en visgronden. Duurzame energiebronnen of productiemiddelen vallen ook onder deze definitie. Wanneer het gezamenlijke gebruik van deze pool niet wordt georganiseerd of gereguleerd kan er uitputting of overbelasting ontstaan. Om de pool in stand te houden moeten de gebruikers er afspraken over maken. Ostrom heeft de organisaties bestudeerd die deze CPR’s succesvol beheerden, soms wel langer dan 1000 jaar zoals in het geval van waterbassins en irrigatiesystemen in Spanje.
De principes die bedacht zijn voor Local4Local en die zijn vastgelegd in het Charter Local4Local zijn grotendeels gebaseerd op de theorie uit Ostroms boek Governing the Commons.
Tragedy of the commons?
Het beheren van gemeenschappelijke middelen door organisaties van eindgebruikers heeft onder economen een slechte naam. Dit komt door het essay The tragedy of the commons uit 1968, waarin ecoloog Garreth Hardin het eeuwenoude sociale dilemma onder de loep neemt. In zijn essay stelt Hardin dat het gezamenlijk beheer van gemeenschappelijk bronnen of voorraden tot mislukken gedoemd is, vanwege het nastreven van puur eigenbelang door de deelnemers, zogenaamd freeridergedrag. In zijn ogen is privatiseren van de commons de beste oplossing.
Veel economen zijn, met Hardin, van mening dat rationeel handelende marktpartijen er, vanuit collectief gevoeld eigenbelang voor zullen zorgen dat de bron nooit uitgeput of overbelast raakt. Een tweede theorie gaat ervan uit dat de mens vanuit zichzelf egoïstisch is en puur vanuit eigen belang opereert; een honderd procent marktmodel zal, volgens deze economen, dan ook niet werken. Marktpartijen zouden zich nooit aan interne regels houden als ze ook individueel de hoofdprijs uit zo’n bron kunnen halen. Om dit freeridergedrag tegen te gaan is er een almachtige overheid nodig, die met een omvangrijk regulerend en controlerend apparaat misbruik tegengaat. In de praktijk bestaat er momenteel een combinatie van beide systemen: een overheidsgereguleerd vrije-marktsysteem. Met haar theorie van de commons voegt Ostrom een alternatieve vorm toe: gemeenschappelijk beheer van bronnen en voorraden. Dit systeem is ook binnen het energiesysteem goed toepasbaar.
Meebewegende regels
Nobelwinnares Ostrom toont aan de hand van vele praktijkvoorbeelden aan dat het beheer van gemeenschappelijke middelen een kwestie is van vallen en opstaan. Je moet leren, berekenen en ervaren wat de beste manier is om de pool te beheren. Wie kan dat beter dan de eindgebruikers zelf? Vissers hebben hun visgronden leren kennen door jarenlange ervaring en kennis die van generatie op generatie is doorgegeven, door eigen monitoring, enzovoort. Een externe partij mist de detailkennis van de veranderende omstandigheden die nodig is om goede regelgeving te maken om alle gebruikers te controleren. Een gemeenschap kan zelf interne regels opstellen die kunnen meebewegen met veranderende omstandigheden en aangepast kunnen worden wanneer ze niet meer eerlijk zijn of niet meer adequaat werken. Eindgebruikers zijn direct gemotiveerd om snel oplossingen te vinden voor problemen die ze zelf ervaren. Zij zijn er immers vaak in hun voortbestaan van afhankelijk.
Governing the commons door energiegemeenschappen
De samenwerking tussen eindgebruikers moet wel georganiseerd worden. Energiegemeenschappen hebben de organisatie en regulering van deze samenwerking in handen genomen, om het gebruik van de bron en de voorraad collectief te beheren. Ze maken daarbij dankbaar gebruik van een door Ostrom opgesteld theoretisch kader. Energiegemeenschappen zullen deze regels geleidelijk intern formuleren en testen op bruikbaarheid en eerlijkheid. Binnen Local4Local laten we zien hoe andere energiegemeenschappen deze regels kunnen toepassen. De meeste energiecoöperaties hebben veel van deze regels al in hun statuten staan. Voor het verdelen van de opgewekte energie binnen en tussen energiegemeenschappen zullen nieuwe afspraken ontwikkeld moeten worden.
Energiegemeenschap of energiecoöperatie
De termen energiegemeenschap en energiecoöperatie worden nog wel eens door elkaar gebruikt. Deels komt dit omdat de initiatieven voor het vormen van een energiegemeenschap vaak vanuit een bestaande energiecoöperatie komt. Daarnaast nemen energiegemeenschappen in de meeste gevallen de coöperatieve vereniging als juridische vorm aan, mede vanwege de eisen in de energiewet (open en vrijwillige deelname) stelt. Een energiecoöperatie hoeft geen energiegemeenschap te zijn als ze geen energie deelt met haar leden onderling. Wanneer we het hebben over een energiegemeenschap spreken we dus in de meeste gevallen over een energiecoöperatie die de gezamenlijke opgewekte energie deelt met haar leden.
Ostrom onderscheidt drie soorten regels:
Operationele regels (Operational rules):
Dit zijn regels die direct invloed hebben op de dagelijkse besluiten zoals wanneer, waar en hoe er een gemeenschappelijk middel (in ons geval dus energie) onttrokken of toegevoegd (ingevoed) mag worden. Het zijn prikkels of boetes om verschillende combinaties van acties en resultaten te bevorderen.
Gezamenlijke besluitvormingsregels (Collective choice rules):
Deze regels bepalen wie er besluiten kunnen nemen om de operationele regels vast te stellen en hoe die besluiten worden genomen. Wie stelt bijvoorbeeld de hoogte van de positieve en negatieve prikkels vast? Op dit niveau wordt vastgesteld hoe er gemonitord wordt, hoe er wordt gehandhaafd en hoe er wordt bestuurd.
Statutaire besluitvormingsregels (Constitutional rules):
Op dit niveau wordt vastgesteld wie de regels van de gezamenlijke besluitvormingsregels mag vaststellen.
Verbanden tussen regels en analyseniveaus
Wettelijk kader
Bovenstaande regels moeten zich uiteindelijk altijd verhouden met het bredere wettelijk kader. Voor energiegemeenschappen zijn dat de Grondwet, het verenigingsrecht, Burgerlijk wetboek, Energiewet, Warmtewet financiële wetgeving en, niet te vergeten, Europese wetten en Richtlijnen. Dit wettelijk kader is niet statisch. Energie Samen werkt er momenteel aan om de definities van energiegemeenschappen en de eraan verbonden rechten plichten zodanig in de Nederlandse Energiewet en Warmtewet te krijgen dat ze passen bij het idee van zelf organiserende collectieven voor energie. Ook bij lagere regelgeving of normen werken we eraan dat wetten en regels niet conflicteren met het idee van zelforganisatie door energiegemeenschappen. Een duidelijk kader waarbinnen die zelforganisatie door energiegemeenschappen kan plaatsvinden in relatie tot de rest van de energiemarkt is essentieel voor de huidige energietransitie.
Charter Local4local
Om richting te geven aan energiegemeenschappen die zich op dit moment organiseren en ontwikkelen hebben Energie Samen en zeven energiecoöperaties samen een Charter opgesteld. Dit charter is in eerste instantie een richtlijn om je als energiegemeenschap te organiseren en om het debat over de concrete lokale invulling met de (potentiële) leden van de energiegemeenschap richting te geven. We spreken in het charter op basis van onze coöperatieve principes ook af hoe we als energiegemeenschappen met elkaar samenwerken.
De regels in het Charter hebben een directe link met de ontwerpprincipes van Ostrum (bijlage 1) én met de coöperatieve principes (bijlage 2).
Het eerste artikel richt zich op het toelatingsbeleid van de energiegemeenschap. Hierin spreken we af dat in principe iedereen toegang zou moeten hebben (Principe 1 ICA) maar dat de energiegemeenschap een toegangsbeleid zal voeren (ontwerpprincipe 1). Dit beleid wordt door de leden democratisch (principe 2 ICA) zelf vastgesteld in de Algemene ledenvergadering en is transparant.
Het tweede artikel richt zich op de transparantie en zelfbestuur van een energiegemeenschap (ontwerpprincipe 3). Om als leden van een energiegemeenschap zelf mee te kunnen beslissen en er collectief zelfbestuur en controle kunnen plaatsvinden moet de besluitvorming en de informatie waarop de besluitvorming is gebaseerd transparant zijn. Niet alleen voor de leden ook buiten de energiegemeenschap, zo kunnen energiegemeenschappen of leden van energiegemeenschappen van elkaar leren en de besluitvorming met elkaar controleren. Om die reden wordt er ook gesproken over monitoring van de energiegemeenschap (ontwerpprincipe 4). Dit monitoren van het functioneren is nodig om de gezamenlijke denkkracht van de leden en leden van andere energiegemeenschappen te gebruiken om de energiegemeenschappen beter te laten functioneren.
Het derde artikel richt zich op de samenwerking tussen energiegemeenschappen (principe 6 ICA en ontwerpprincipe 8). Geen energiegemeenschap zal helemaal autonoom zijn. We zullen samen moeten werken om overschotten en tekorten in de energieproductie in eerste instantie tussen energiegemeenschappen te delen. We spreken in het charter af dat we ons in bredere verbanden organiseren om samen te werken. Samenwerking met andere partners mogen de bovenstaande principes zoals de transparantie niet schaden.
Het vierde artikel gaat over het vaststellen van de prijs voor leden (kostprijs+). Het artikel regelt de collectieve besluitvorming rondom de prijsstelling van het gemeenschappelijke product, namelijk energie (Ontwerpprincipe 3). Het stelt nadrukkelijk niet vast wat die prijs moet zijn, maar dat het proces tot vaststelling een gezamenlijk besluit is. In sommige gevallen kan de prijs vastgesteld worden door het bestuur, in andere gevallen kiezen energiegemeenschappen ervoor om dat jaarlijks door de ALV te laten vaststellen. Bijvoorbeeld bij het vaststellen van de jaarrekening. Het charter schrijft niet voor hoe dat moet gebeuren, maar dat het besluit waar dit plaatsvindt in ieder geval bij de leden ligt. Op deze manier heeft het collectief waarvoor de regels gelden (wat betaal je voor je energie) invloed op het maken van die regels. Ook hier geldt weer dat wanneer deze besluiten genomen worden de informatie over de besluitvorming transparant is voor de leden.
Het vijfde artikel neemt een voorschot op ontwerpprincipe 6. Waar samen gewerkt wordt ontstaat er ook verschil in inzicht van de interpretatie van de regels of negatief gezegd conflict tussen de leden die samen werken. Wanneer deze conflicten niet direct intern opgelost worden via laagdrempelige arbitrage zullen veel energiegemeenschappen vastlopen in rechtszaken buiten hun organisaties. Bij het streven naar zelfbestuur, waardoor leden van energiegemeenschappen en energiegemeenschappen onderling de conflicten zoveel mogelijk zelf oplossen, hoort het opzetten van arbitragecommissies. In het charter committeren de deelnemende energiegemeenschappen zich aan dit principe. Hoe die arbitragecommissies gaan werken en wat ze doen zal een collectief besluit zijn tussen energiegemeenschappen zelf die ze gaan gebruiken.
Het zesde artikel geeft richting aan de toekomstige organisatie van de datastromen die gaan lopen om energiegemeenschappen te laten functioneren. Ook hierbij is transparantie (open algoritmes) van belang om de besluitvorming en werking van de energiegemeenschap Inzichtelijk en controleerbaar te maken. Dit komt het zelfbestuur en zelfregulering van leden ten goede.
Conclusie
In de energietransitie is het niet alleen een kwestie om zaken technisch te organiseren, maar moet ook de samenwerking tussen bewoners en bedrijven in een gemeenschap worden geregeld. Dit wordt vaak onderschat door de meesten die werken binnen de energietransitie, waaronder energiecoöperaties zelf.
Als je een beperkte voorraad hebt, zoals bij duurzame energie op lokaal niveau leveren tegen kostprijs, dan moet je interne regels opstellen over wie wanneer wat mag gebruiken en onder welke voorwaarden. Wanneer je regels hebt, heb je procedures nodig om die aan te passen of te handhaven. Met handhaving komt monitoring en monitoring kan alleen als je data hebt.
Het is niet zo dat we dit meteen allemaal nodig hebben om te beginnen, de andere CPR zijn ontwikkelingen waar jaren overheen is gegaan met stapsgewijze veranderingen om de manier van werken te optimaliseren. Over alle aspecten moet echter wel nagedacht worden en we mogen niet vergeten om ze te adresseren. We zetten met Local4local een basis neer voor een energiegemeenschap die misschien wel langer dan 1000 jaar blijft bestaan. We beginnen daarom met een Charter dat de grote lijnen uitzet en de lokale discussies tussen leden kan begeleiden en sturen.
Het project Local4local moet tools en besluitvormingsmodellen maken om de governance te versterken. Denk hierbij aan inzicht in het systeem voor collectieve besluitvorming. Daarnaast is monitoring belangrijk voor de verdeling van de commons, maar ook voor sancties bij bijvoorbeeld misbruik.
Uiteindelijk kan er dan een situatie ontstaan waar elke energiegemeenschap zijn eigen interne regels en verdelingssystematiek en prijzen voor energie en nettarieven ontwikkelt en afspraken maakt die passen bij hun specifieke lokale situatie. De vraag is hoe we dit het beste kunnen faciliteren, het charter is hierin de eerste stap in de goede richting.
Bijlage 1: Ontwerpprincipes
Ostrom heeft meerdere succesvolle CPR-organisaties onderzocht. Ze destilleert hieruit acht principes die het succes van deze organisaties verklaren. Dat wil niet zeggen dat een blauwdruk mogelijk of wenselijk is. Elke organisatie past zich immers aan aan de lokale omstandigheden. Dit aanpassend vermogen is onderdeel van het succes.
Bij Local4Local houden we de organisatie van de energiegemeenschappen langs de lat van deze principes en vullen met lokaal maatwerk concreet in wat dit voor de specifieke energiegemeenschap betekent.
- Duidelijke grenzen: als iedereen kan instappen en er geen duidelijke voorraad is dan zijn de gezamenlijke middelen van niemand en zullen er te weinig middelen zijn voor de grote groep deelnemers.
Voor energiegemeenschappen kan de grens bijvoorbeeld een bepaalde hoeveelheid kWh per jaar per huishouden zijn. Je kan namelijk niet met iedereen 1 kWh delen. Daarbij is duidelijk maar ook eerlijk toelatingsbeleid noodzakelijk over wie mag meedoen met het afnemen van de gezamenlijke middelen.
- Samenhang tussen eindgebruik en productie/beschikbaarheid en de lokale omstandigheden.
Dit zorgt ervoor dat gebruik beperkt zal moeten worden in tijd, hoeveelheid en technologie. Per locatie zal dit verschillend zijn omdat de resource pool er overal anders uitziet, denk maar aan het verschil tussen stad en platteland.
- Collectieve besluitvorming. Iedereen die door de regels geraakt wordt moeten kunnen meepraten en meebeslissen over de vaststelling van de regels.
- Monitoring. Het gedrag en het gebruik moet gemonitord worden door interne monitoringssystemen en interne gebruikers.
- Oplopende sancties: Voor het overtreden van de regels moeten er oplopende sancties zijn die passen bij de aard en context van de overtreding. Om sancties toe te kennen moeten er interne, laagdrempelige processen zijn om ze toe te kennen.
- Conflict oplossende mechanismen. Er moeten laagdrempelige, interne processen en instituten zijn om conflicten snel en eenvoudig op te lossen. Want wanneer alle conflicten buiten de gemeenschap, op basis van externe wetten opgelost moet worden dan werken de commons niet. Als leden er onderling niet uitkomen moeten er arbitragecommissies beschikbaar zijn waar ze naar toe kunnen. Tot er uiteindelijk een organisatie is die een finale beslissing kan nemen.
- Minimale erkenning van de organisatie. De overheid en wetgever moet het bestaan van energiegemeenschappen erkennen en er ook rekening mee houden. Zoals waterschappen in de Grondwet staan, zullen energiegemeenschappen in Energiewet moeten komen en warmtegemeensschappen in Warmtewet.
- Genestelde organisaties. Geen energiegemeenschap is autonoom; ze zal zich in bredere structuren moeten organiseren. Lokale energiegemeenschappen kunnen zich verenigen in regionale of landelijk verbanden, zoals in regionale koepels en (landelijk) in Energie Samen.
Bijlage 2: Coöperatieve principes
Energie Samen heeft al haar eigen charter, dat is opgesteld door de Europese federatie van energiecoöperaties en groepen burgers in de energietransitie, REScoop.eu. Dit charter is vertaald naar het Nederlands en aangepast voor de Nederlandse context. Het charter is vastgesteld door de rechtsvoorganger van Energie Samen, REScoopNL en is leidend voor wie lid mag worden van Energie Samen U.A. Belangrijk om te vermelden is dat in dit charter in 2014 al een artikel werd opgenomen over niet speculatieve doeleinden van de energiecoöperaties en een eerlijke en transparante prijs.
Het hernieuwbare energieproject wordt gerealiseerd om geëxploiteerd te worden en niet om doorverkocht te worden. De vergoeding voor het door de leden beschikbaar gesteld kapitaal is beperkt. Het geeft toegang tot energie aan een billijke en transparante prijs
Het charter van Energie Samen start met de vaststelling dat alle leden van Energie Samen de zeven coöperatieve principes onderschrijven:
- Open en vrijwillig lidmaatschap
Coöperaties zijn gebaseerd op vrijwilligheid. Ze zijn open voor iedereen die gebruik kan maken van hun diensten en die verantwoordelijkheid als lid wil dragen zonder enige discriminatie op basis van sociale afkomst, ras, politieke voorkeur, geslacht of religie. - Democratische controle door de leden
Coöperaties zijn democratische organisaties die door hun leden worden gecontroleerd. De leden participeren actief in het uitstippelen van het beleid en in het nemen van beslissingen. Wie een verkozen mandaat krijgt, verantwoordt zich tegenover de leden. In coöperaties van het eerste niveau is er een gelijk stemrecht, volgens het principe: één lid, één stem. Ook coöperaties van andere niveaus zijn democratisch georganiseerd. - Economische participatie van de leden
Leden dragen op een billijke manier bij aan het kapitaal van hun coöperatie en ze oefenen daarover democratische controle uit. Gewoonlijk is ten minste een deel van het kapitaal het gemeenschappelijke eigendom van de coöperatie. Als de leden een compensatie ontvangen voor het kapitaal dat ze als lid inbrengen, dan is dit een bescheiden compensatie. De meerwaarde wordt toegewezen aan alle of een deel van de volgende doelen:
- de ontwikkeling van de coöperatie, bv. door de opbouw van reserves waarvan ten minste een deel ondeelbaar is;
- restorno’s aan leden in verhouding tot hun transacties met hun coöperatie
- het ondersteunen van andere activiteiten, goedgekeurd door de leden.
- Autonomie en onafhankelijkheid
Coöperaties zijn autonome, zelfredzame organisaties onder toezicht van de leden. Als ze overeenkomsten aangaan met andere organisaties en/of met overheden, of als ze extern kapitaal aantrekken, doen ze dat op zo n manier dat de democratische controle van de leden en de autonomie van de coöperatie gewaarborgd is. - Onderwijs, vorming en informatieverstrekking
Coöperaties voorzien voor leden, bestuurders, directie en werknemers onderwijs en vorming, zodat zij werkelijk kunnen bijdragen aan de ontwikkeling van hun coöperatie en de doelen daarvan. Zij informeren het grote publiek vooral jonge mensen en opiniemakers over de aard en de voordelen van coöperatief ondernemen. - Samenwerking tussen coöperaties
Door samen te werken in lokale, regionale, nationale en internationale structuren, versterken coöperaties de coöperatieve beweging en bieden ze doeltreffende dienstverlening aan hun leden. - Betrokkenheid bij de gemeenschap
Coöperaties dragen bij tot de duurzame ontwikkeling van de samenleving in een kader dat gedragen is door hun leden